Reglement vrijrijden

(per 1 april 2005, aanpassing 19-9-2013 van art 2, lid 1b)


Artikel 1 – Doel

  1. Het doel van het vrijrijden is de ‘normale’ wegmotorrijder de gelegenheid te geven kennis te maken met het rijden op een circuit.
  2. Bij het vrijrijden geldt de veiligheid van personen als uitgangspunt.


Artikel 2 – Deelname

  1. Slechts leden van de MAC Zandvoort, met uitzondering van die leden die eerst op de dag van het vrijrijden lid geworden zijn, en met uitzondering van niet leden op voordracht van het bestuur kunnen deelnemen aan het vrijrijden.
  2. Tevens dient het betreffende lid een BACO (Baancommissaris) training of de RIO (Rijders Instructie Ochtend) opleiding gevolgd te hebben. Die leden die na de (eerste) aanvang van hun lidmaatschap niet door de MAC Zandvoort in de gelegenheid zijn gesteld de vereiste opleiding (tegenwoording RIO) te volgen, zijn van dit vereiste vrijgesteld tot de datum van de eerstkomende opleiding.
  3. Deelname aan het vrijrijden is slechts mogelijk nadat de deelnemer zich bij de daartoe door het bestuur aangewezen persoon heeft ingeschreven en het inschrijfgeld heeft voldaan.
  4. De deelnemers aan het vrijrijden dienen bij inschrijving desgevraagd zich te legitimeren en/of aan te tonen dat zij in het bezit zijn van een geldig rijbewijs voor het gebruik van de betreffende motorfiets.


Artikel 3 – Motorfiets

  1. Iedere motorfiets zal voor het vrijrijden gekeurd worden door of namens het bestuur.
  2. De keuring geschiedt op die wijze en met die apparatuur die het bestuur goed acht.
  3. Het vrijrijden is slechts toegestaan met een voor het gebruik op de openbare weg goedgekeurde en uitgeruste motorfiets. Desgevraagd dient het kentekenbewijs van de motorfiets getoond te worden.
  4. De motorfiets dient te voldoen aan de
    • wettelijke vereisten voor gebruik op de openbare weg,
    • (technische) vereisten die voor een veilig vrijrijden noodzakelijk zijn, alsmede
    • (technische) vereisten die voor het gebruik daarvan op het betreffende circuit noodzakelijk en/of voorgeschreven zijn.
  5. In aanvulling op en in afwijking van de hier vorenstaande technische vereisten, dient de motorfiets te voldoen aan de eisen zoals die vermeld zijn in Bijlage A bij dit reglement.


Artikel 4 – Deelnemer

  1. De deelnemer aan het vrijrijden dient
    a) de geestelijke en lichamelijke gesteldheid te hebben die nodig zijn voor een veilig en verantwoord vrijrijden,
    b) geheel gekleed te zijn in, voor circuit gebruik geschikte leren motorkleding, handschoenen laarzen en een valhelm niet ouder dan 5 jaar.
    c) De onder sub b genoemde kleding, valhelm, handschoenen en laarzen dienen samen met de bij artikel 3 sub 1 motorfiets ter keuring aangeboden te worden.
  2. Het is verboden aan het vrijrijden deel te nemen
    a) indien men verkeert onder zodanige invloed van een stof, waarvan hij weet of redelijkerwijs moet weten, dat het gebruik daarvan – al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof – de rijvaardigheid kan verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen van zijn motorfiets in staat moet worden geacht,
    b) na het nuttigen van alcoholhoudende drank.
  3. In aanvulling op en in afwijking van de hier vorenstaande vereisten, dient de deelnemer aan het vrijrijden te voldoen aan de eisen zoals die vermeld zijn in Bijlage B bij dit reglement.


Artikel 5 – Gedrag

  1. Het is deelnemer aan het vrijrijden verboden zich, zowel voor, tijdens als na het vrijrijden, zodanig te gedragen, dat gevaar aan anderen wordt of kan worden veroorzaakt, of dat anderen worden of kunnen worden gehinderd.
  2. Het is niet toegestaan meer dan 50 kilometer per uur te rijden op de toegangsweg naar of in de paddocks van het circuit.
  3. Het is niet toegestaan om op de toegangsweg, of in de paddocks, of in de pitsstraat van het circuit de motorfiets met ingeschakelde motor te verplaatsen zonder dat de bestuurder en/of duopassagier(re) een deugdelijke valhelm op de daarvoor bestemde wijze draagt.
  4. Deelnemers aan het vrijrijden dienen zowel voor, tijdens als na het vrijrijden alle aanwijzingen van het bestuur en/of officials onvoorwaardelijk op te volgen.


Artikel 6 – Vrijrijden

  1. Deelnemers aan het vrijrijden dienen zich onvoorwaardelijk aan de onderstaande vlaggencodes te houden:
    – ZWART/WIT GEBLOKT: Einde vrijrijden. Rustig doorrijden en bij de Hunzerug de baan verlaten.
    – ZWART: Einde vrijrijden voor degene aan wie de vlag getoond wordt en/of wiens deelnemersnummer getoond wordt. Rustig doorrijden naar de Hunzerug en daar de baan verlaten.
    – ROOD – op de baanposten: Zeer langzaam doorrijden, rechts houden, niet inhalen en de aanwijzingen van de officials opvolgen.
    – ROOD – bij de Hunzerug: Onmiddellijk stoppen aan de rechterkant van de baan.
    – GEEL – stil: Indirect gevaar. Snelheid aanpassen en niet inhalen.
    – GEEL – gezwaaid: Direct gevaar: baanobstakels. Snelheid sterk verminderen en niet inhalen.
    – GEEL/ROOD: Gladde baan. Direct gevaar. Snelheid aanpassen.
    – ROZE MET WITTE CIRCEL MET DAARIN 60: Snelheid verminderen tot 60 km/u, rechts houden, niet inhalen en aanwijzingen van de officials opvolgen.
    – GROEN – gezwaaid: Einde waarschuwing(en). Snelheid weer geleidelijk opvoeren.
  2. Het bestuur, alsmede de door het bestuur aangestelde officials, kunnen een deelnemer te allen tijde het (verdere) vrijrijden ontzeggen, indien zij van oordeel zijn dat de betreffende deelnemer aan het vrijrijden en/of zijn motorfiets heeft opgehouden aan de voor het vrijrijden geldende vereisten te voldoen.


Artikel 7 – Sancties

  1. Bij overtreding van een of meerdere bepalingen van dit reglement kan het bestuur de betreffende deelnemer aan het vrijrijden een disciplinaire maatregel opleggen conform het bepaalde in de statuten en het huishoudelijk reglement.
  2. In afwijking van het bepaalde in artikel 10 van het huishoudelijk reglement kunnen alle disciplinaire maatregelen door een bestuurslid mondeling aangezegd worden en heeft de aangezegde maatregel onmiddellijke werking, indien deze gegeven wordt in verband met een inbreuk op het in dit reglement bepaalde of op een algemeen voorgeschreven of geldende veiligheids- of gedragsregel.


Artikel 8 – Aansprakelijkheid

    1. De vereniging, het bestuur en de officials zijn niet verantwoordelijk voor enige schade opgekomen aan een deelnemer aan het vrijrijden tijdens, voor of na het vrijrijden.
    2. Indien een deelnemer aan het vrijrijden voor, tijdens of na het vrijrijden schade aan bezittingen of eigendommen van de exploitant en/of eigenaar van het circuit toebrengt en de vereniging deze schade aan de rechthebbende vergoedt, dient hij desgevraagd op zijn beurt deze schade op eerste aanmaning geheel aan de vereniging te vergoeden.
    3. De deelnemer aan het vrijrijden is, in het voorkomende geval, zelf verantwoordelijk voor de, onverwijlde, verwijdering van zijn motorfiets van het circuit en het verdere vervoer daarvan.


    Artikel 9 – Slotbepaling

    1. Het bestuur is te allen tijde bevoegd voor bepaalde groepen en/of individuele deelnemers aan het vrijrijden al dan niet aanvullende en/of beperkende maatregelen te nemen of regels voor te schrijven, die het voor het veilige en/of ordelijke verloop van het vrijrijden noodzakelijk acht.
    2. Elke gegeven goedkeuring en/of toestemming kan wegens gewijzigde omstandigheden of om dringende redenen op ieder moment alsnog ingetrokken worden.
    3. In alle gevallen in dit reglement genoemd en/of bedoeld, is het oordeel van het bestuur, dan wel van de betreffende official, bepalend.
    4. In bijzondere gevallen, zulks ter beoordeling van het bestuur, kan het bestuur afwijken van het in dit reglement bepaalde.
    5. In alle gevallen waarin dit, of enig ander reglement, niet voorziet, beslist het bestuur.
    6. Dit reglement treedt in werking op 1 april 2005.


    BIJLAGE A

    In aanvulling op en in afwijking van de technische vereisten zoals vermeld in artikel 3, dient de motorfiets te voldoen aan de navolgende eisen.

    1. Aan en/of op de motorfiets mogen zich geen uitstekende en/of niet tot de standaard uitrusting van de motorfiets behorende onderdelen, koffers, sloten of accessoires bevinden.
    2. De handles, voetsteunen, uitlaat en dergelijke moeten goed vastzitten. De handles moeten zijn voorzien van afgeronde uiteindes.
    3. Het balhoofd, de voor- en achterwielen en de voor- en achtervork moeten spelingsvrij zijn.
    4. Remmen moeten zowel vóór als achter goed functioneren en de remblokken en/of -voeringen moeten voldoende voeringsmateriaal hebben.
      [Opmerking: Op het circuit wordt er zoveel meer gevraagd van de remblokken ten opzichte van het weggebruik, dat de temperatuur veel eerder te hoog wordt en er verglazing van de remblokken en koken remvloeistof kan optreden. Ook kan de slijtage dan zo hard gaan dat remvoering geheel verdwijnt.]
    5. De remleidingen mogen niet verouderd zijn en/of scheurtjes vertonen.
    6. De remvloeistof moet op niveau en mag niet verouderd zijn. [Opmerking: Dit in verband met het lagere kookpunt door vocht in de olie.]
    7. De voorvork, de remleidingen, het motorblok en het koelsysteem moeten lekvrij zijn.
    8. De motorfiets dient voorzien te zijn van ofwel een origineel uitlaatsysteem met originele demper(s), ofwel een niet origineel uitlaatsysteem en/of niet originele demper(s),
      mits deze:
      1) van het type “reflectiedemper” is (zijn) en
      2) statisch gemeten minder dan 96 dB(A) produceert (produceren),
      waarbij bedoeld wordt met:
      originele uitlaat/demper: de “eerste montage” uitlaat en/of demper vanuit de fabriek, RDW goedgekeurd voor gebruik op de openbare weg en in goede staat (geen los binnenwerk en niet “verbouwd”).
      Niet originele uitlaat/demper: een originele uitlaat en/of demper van een ander type motorfiets of een vervangingsuitlaat of -demper van merken als Laser, Bos, BSM, etc.
      reflectiedemper: Een demper die, onder andere, gebruik maakt van kamers gescheiden door schotten. Dit in tegenstelling tot een absorptiedemper die alleen bestaat uit een geperforeerde buis omwikkelt met een dempend materiaal.
      Indien van begin tot eind door de demper kan worden gekeken (of er een “peilstok” doorheen gestoken kan worden), is er geen sprake van een reflectiedemper en is de demper niet toegestaan.
      Statische meting: een geluidsmeting, waarbij het geluid gemeten wordt bij stilstaande motorfiets, op dezelfde hoogte als, en onder een hoek van 45° en op een afstand van 50 cm van de uitmonding van de uitlaat.
    9. Een motorfiets mag tijdens het rijden niet meer geluid produceren dan 100 dB(A).
    10. De bandenspanning moet in orde zijn en de banden moeten ruim voldoende profiel hebben. [Opmerking: Vooral bij een nat wegdek is het wettelijk minimum niet voldoende gezien de snelheid en de hoeveelheid water die dan afgevoerd moet worden.]
    11. De ventieldopjes moeten aanwezig zijn. [Opmerking: Dit in verband met vuil en zand in het ventiel. Hierdoor kan er lucht weglopen. Ook door de middelpuntvliegende kracht kan bij een al zachte band het ventiel gaan lekken.]
    12. De motorfiets dient aan de achterzijde voorzien te zijn van een door het bestuur uit te reiken nummerplaat. De nummerplaat dient goed leesbaar te zijn. De nummerplaat dient deugdelijk te zijn bevestigd. [Opmerking: Om verlies tijdens het vrijrijden te voorkomen, moet de nummerplaat met boutjes en vleugelmoeren vastgezet zijn.]


    BIJLAGE B

    In aanvulling op en in afwijking van de technische vereisten zoals vermeld in artikel 4, dient de deelnemer te voldoen aan de navolgende eisen.

    1. De rijder dient geheel gekleed te zijn in deugdelijke beschermende, lederen motorkleding, die niet overmatig beschadigd is.
    2. Het motorpak moet uit één geheel bestaan, maar een broek en jas die rondom met elkaar verbonden zijn door een rits is toegestaan
    3. De handschoenen en laarzen dienen bedoeld te zijn voor het motorrijden.
    4. De helm moet specifiek voor het motorrijden geschikt zijn. De helm moet goed passen en mag niet beschadigd zijn. Het vizier moet eveneens goed passen en moet een goede doorzicht bieden.